Geschiedenis
Voor het ontstaan van de Jack Russel gaan we terug tot het begin van de 19de eeuw. De Engelse dominee John Russell (1795° - 1883 +) kocht zijn eerste hondje in zijn studententijd van de melkman. Het was een bicolor teefje (white and tan) dat luisterde naar de naam 'Trump'. Met deze teef begon hij te kweken. Trump ligt dan ook aan de basis van het ras dat we vandaag kennen als zijnde de Jack Russell Terriër.
John Russell hield van de jacht te paard op vossen en dassen. Hij probeerde terriërs te fokken die voldeden aan specifieke werkeigenschappen. De kortbenige Jack Russel moest te paard mee kunnen tijdens de jacht in de zadeltas of op het zadel. Pas wanneer een vos zich verstopte in zijn hol onder de grond, verscheen de JRT op het toneel. Hij werd voor het hol van de vos gezet, waarna hij probleemloos tot ver in het vossenhol kroop. Daar blafte dit onverschrokken hondje heftig naar de vos, tot deze verschrikt uit zijn hol wegvluchtte en de jacht te paard voortgezet kon worden. De vos mocht niet doodgebeten worden, anders was de pret voor de jagers voorbij.
Kortbenige terriërs die minder geschikt leken voor de vossenjacht, werden doorverkocht aan boeren en paardenmensen. Hier maakten de honden zich nuttig door de stallen te vrijwaren van ratten, muizen en ander ongedierte.
Al snel werd ook duidelijk dat de Jack Russel een lief gezelschapshondje was, dat graag op schoot zat bij z'n baasje. Zo werd hij populair over de hele wereld.